-
1 fuir
fuir [fŵier]2 〈 van zaken〉 zich snel verwijderen ⇒ snel voorbijgaan ⇒ 〈 formeel〉 voorbijvliegen 〈 van tijd〉 ⇒ wijken 〈 van voorhoofd, beelden; vooral in de perspectiefleer〉♦voorbeelden:laid à faire fuir • vreselijk lelijkfuir de chez ses parents • zijn ouderlijk huis ontvluchtenfuir devant un danger • voor een gevaar vluchtenfuir devant ses responsabilités • zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uit de weg gaan ⇒ (ver)mijden, schuwen♦voorbeelden:v3) voorbijvliegen [tijd]4) weglopen (uit) [vloeistof]5) lekken6) vermijden7) ontvluchten -
2 drainer
-
3 fuite
fuite [fŵiet]〈v.〉1 vlucht ⇒ ontvluchting, uittocht♦voorbeelden:fuite des cerveaux • braindrainprendre la fuite • op de vlucht slaanêtre en fuite • voortvluchtig zijnmettre en fuite • op de vlucht drijvenla fuite hors de la réalité • de vlucht uit de werkelijkheid→ délitf1) vlucht2) (het) voorbijsnellen [tijd]3) (het) weglopen [vloeistof]5) lek, lekkage -
4 enfuir
enfuir (s') [ãfŵier]〈 werkwoord〉 -
5 resquiller
resquiller [reskiejee]2 iets nemen, krijgen zonder dat men er recht op heeft ⇒ klaplopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 resquiller un repas dans un restaurant
resquiller un repas dans un restaurantDictionnaire français-néerlandais > resquiller un repas dans un restaurant
См. также в других словарях:
Aussehen — 1. Das sieht bös aus, sagte Steffen, da hatte ihn eine Mücke auf die Nase gestochen. Holl.: Dat is een erg gat, zei meester Jan, en het was een kakhiel. (Harrebomée, I, 32.) 2. Elendiglich aussehen, ist genug gebeten. *3. A sieht aos, as wan a… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
2006–2007 Dutch cabinet formation — Following the 2006 Dutch general election, held on November 22, a process of cabinet formation started, involving negotiations about which coalition partners to form a common programme of policy and to divide the posts in cabinet. On February 22 … Wikipedia